Prometheus logo
linkerzijde




Dinsdag 20 mei 2008 - Kader Abdolah


Kader Abdolah
Kader Abdolah (1954) is het schrijverspseudoniem van de Iraanse balling Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani. Hij groeide op in het zuidwesten van Iran. Zijn voorvaderen zijn schrijvers en dichters en ook de jonge Abdolah droomt ervan schrijver te worden.
Vanaf zijn twaalfde begint hij heimelijk westerse literatuur te lezen en hij ruikt zo aan de vrijheid die in andere landen heerst. Ook luistert hij in het geheim naar westerse radiostations en clandestiene verzetszenders.
Tijdens zijn studie natuurkunde in Teheran sluit hij zich aan bij een geheime linkse partij die tegen de dictatuur van de sjah en later tegen die van de ayatolla’s vocht. Na zijn studie wordt Abdolah directeur van een emballagebedrijf, maar hij blijft politiek actief. Hij schrijft voor een illegaal blad en publiceert twee clandestiene verhalenbundels onder de samengevoegde voornamen van twee vrienden uit het verzet die vermoord werden: Kader Abdolah.
Nadat hij in 1985 moet vluchten uit Iran belandt hij eerst in Turkije, waarna Abdolah in 1988 toevallig terechtkomt in Nederland. Hij krijgt er politiek asiel en begint, na de hereniging met zijn gezin, aan een nieuw leven in ballingschap. Abdolah stelt zich tot doel de Nederlandse taal onder de knie te krijgen. Hij maakt zich de Nederlandse taal eigen aan de hand van Nederlandse boeken (o.a. van Annie M.G. Schmidt) om, zoals hij het zelf formuleert, een plaats te krijgen ‘in de tuin van de Nederlandse literatuur’.
Met zijn eerste verhalenbundel De Adelaars (1993) wint hij het Gouden Ezelsoor. Later schrijft hij De reis van de lege flessen (1997), Spijkerschrift (2000) en Het huis van de moskee (2006). Voor de Volkskrant schrijft Kader Abdolah wekelijks een column onder het pseudoniem Mirza.
Abdolah is intussen een belangrijk boegbeeld geworden van de allochtone auteurs in Nederland. Bovendien heeft hij de stroom naamloze vluchtelingen en asielzoekers een naam en een gezicht gegeven. Veel verhalen gaan immers over Abdolah’s nieuwe bestaan als vreemdeling en geven ook een beeld van het benarde verblijf in asielzoekerscentra. Ter gelegenheid van Koninginnedag 2000 wordt Abdolah benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw voor zijn inzet op het gebied van literatuur, internationale samenwerking en vrede. Abdolah’s werk is inmiddels vertaald in Engeland, Italië, Spanje, Duitsland, Denemarken, Noorwegen, Zweden, Israël, Turkije en Bosnië.
Citaat: ‘Ik verzet me met Nederlandse woorden tegen de Iraanse dictatuur. Ik schrijf de geschiedenis van een volk. Het is mijn manier van vechten. Ik probeer zo de doden weer tot leven te wekken, terug te pakken wat de dictatuur me heeft afgenomen.' (Trouw, 18-01-1996)
(Info NEDWEB/ De Geus/ Selexyz)
over
De boodschapper en De Koran
Kader Abdolah werd opgevoed met de Koran, maar het was voor hem vooral het boek van zijn vader. Als kind las hij de verzen en hij onthield ze ook, maar hij voelde zich niet verwant met de ideeën. Nadat hij zijn succesroman Het huis van de moskee had voltooid, wist hij: ik moet de Koran herlezen. Tegelijkertijd besefte hij dat je de Koran niet kunt begrijpen als je het leven van Mohammed niet kent.
Abdolah: ‘Ik had me nooit kunnen voorstellen dat de Koran een thema in mijn schrijversschap zou worden. Maar het leven bepaalde anders. Mijn bestaan in de Nederlandse samenleving heeft me gedwongen mijn wortels te onderzoeken. In de boeken De boodschapper (een vertelling) en De Koran (een vertaling) wordt de Koran niet verheerlijkt. Het is eerder een verslag van een reis die ik met de lezer onderneem. Ik zie de Koran als een historisch boek dat losstaat van religie. Het geeft een prachtig beeld van de wereld waarin Mohammad (zoals de naam in de Koran staat geschreven) leefde. In de soera’s en aya’s lees je hoe Mohammed was als persoon, hoe hij vocht tegen de corruptie en de vervallen moraal in zijn tijd.
Ik buig mijn hoofd voor degenen die hun leven gewijd hebben aan de Nederlandse vertaling van de Koran. Maar die vertalingen zijn niet voor iedereen geschikt. Ik wil de Koran toegankelijk maken. Je hoort mensen praten over dat verschrikkelijke dictatoriale boek, maar zij zijn ook nieuwsgierig naar de waarheid. Daarom neem ik mijn Nederlandse lezers mee op een wandeling door de tuinen van de Koran, waaruit ik de herhalingen en de nietszeggende passages snoei.
Ik raad de lezer aan om te beginnen met De boodschapper en daarna De Koran ter hand te nemen.’
Kader Abdolah vertaalde de Koran, waarbij hij – uitgaande van de oorspronkelijke Arabische tekst – Perzische en Nederlandse vertalingen raadpleegde om tot een eigen vertaling te komen.
Om de weg naar de kern van de tekst makkelijker te maken schreef Kader Abdolah een inleiding voorafgaand aan een groot aantal soera’s. Om dezelfde reden plaatste hij de soera's in chronologische volgorde: eerst de soera's uit Mekka en daarna die uit Medina, zodat de ontwikkeling van Mohammad duidelijk wordt.
In de vertelling De boodschapper laat Kader Abdolah tijdgenoten van Mohammad aan het woord. Zeeëd, de geadopteerde zoon en rechterhand van de profeet, noteert de herinneringen van Mohammads familieleden, zijn aanhangers, zijn tegenstanders, zijn vrouwen, wetenschappers, kooplui en dichters.
Voor de inleiding tot De boodschapper en De Koran van Ad van den Kieboom, redacteur van De Geus, verwijzen wij u naar: http://www.degeus.nl/auteurs/abdolah/inleiding.htm